Het begin van het vierde en laatste deel is gemaakt. Maar daarmee is het eind nog niet in zicht. Steeds duiken nieuwe herinneringen en feiten op. Oudere moeten bezinken. Steeds vragen eerdere delen om een aanpassing, een verbetering. Het boek zoals het er nu uitziet, lijkt niet op dat waarmee ik begon. Het is een proces als het leven zelf: moeizaam, enerverend, boeiend en waardevol.

‘Is je boek al klaar?’ krijg ik nu te horen. Eigen schuld, had ik het maar niet bekend moeten maken. Het heeft nu eenmaal tijd nodig.

‘Nee nog niet’.

 

Schrijven doe je voornamelijk alleen en dat is fijn om te doen. Maar wat een geluk heb ik met de support van een wel heel bijzondere groep: Thysia Huisman, Jos Kuijs, Michel Bergh en ik, onder de professionele en bezielende leiding van schrijfster Pauline Slot. (o.a. Zuiderkruis, Dood van een thrillerschrijfster, Eerste liefde, laatste hart) Wij plukten haar van de Schrijversvakschool waar wij deel uitmaakten van een cursistenklas en vroegen of zij ons wilde begeleiden bij het schrijven van ‘een groter project’. Daarbij had ieder van ons een ander beeld voor ogen. Nu komen wij vijf of zes keer per jaar samen en bespreken onze vorderingen. Het is geweldig om te zien hoe ieder op eigen wijze verandert, groeit en zich verdiept. Het vertrouwen in elkaar is groot, lof en kritiek komen goed terecht. Het zal niet lang duren voor het eerste resultaat in de boekhandel ligt.

 

Daarnaast spreken om de paar weken Frank Roemers en ik elkaar. Frank is een oude vriend en collega uit de theaterwereld en heeft eerder zijn Thomas, de vlieger en de luie wind voor kinderen uitgegeven. Een paar jaar geleden pakte hij de draad van het schrijven weer op en werkt nu aan een prachtige bundel autobiografische verhalen. Ook wij stimuleren elkaar in het toch wat eenzame schrijfproces en zien verrast hoe ver we gekomen zijn sinds een paar jaar geleden.

 

Terug naar mijn schrijftafel en naar hoofdstuk vier. En dan? Illustreren? Uitgever? Wordt vervolgd.