Het cafeetje op het Waterlooplein

Je komt er binnen door een rond hangend zwaar gordijn, nog eens verzwaard met zandzakken in de zoom. De kou moet buiten blijven.

De mannen en een enkele vrouw bewegen met langzame gebaren. De biljarters, de kaarters. Er wordt gerookt. De grote ronde kachel loeit en er staat een grote ketel water bovenop.

De vrouw achter de bar is blond en heeft mollige armen. Ook zij is traag en leunt met haar armen over elkaar geslagen op de bar, luisterend naar het terloopse gesprek van de klant op de barkruk.

Lange jassen, petten, een alpino. Het is koud op de markt, hier warmen ze zich op en drinken koffie met melk en suiker. Veel melk en suiker in de koffie geserveerd, niet er bij.

Ik zit aan een tafeltje bij het raam en moet wel opvallen. Ik ben 18, zie er nog jonger uit, en zit met een schetsboek voor mijn neus.

‘Geef haar ook een bakkie’.

Ik drink de bakken koffie, de een na de ander, braaf op en mag mijn gang gaan met mijn potlood.

De lange jas, de hoed, de sigaret die aan een mond hangt, leunende mannen bij het biljart, een vrouw in lichte wollen mantel.

Mijn techniek is nog nergens (‘Geen rechte hoek daar bij die ronde bar!’ zal mijn leraar roepen) maar de figuren boeien mij. Hun houding, hun bewegingen. Hun leven. Ook op de markt zelf. Het is winter 1964/65.

Het café bestaat al lang niet meer. De Stopera staat op die plek.

--

Etsen van oude tekeningen en de tekeningen van toen op mijn online expositie: Het koffiehuis op het Waterlooplein